15.11.13

Pannonhalma: reisverslag (1)

De Abdij van Pannonhalma
Pannonhalma is niet direct een wijngebied waar je makkelijk heengaat. Ver van de Hongaarse hoofdstad, met als enige, echte trekpleister de Abdij van Pannonhalma met haar wijnkelder. Natuurlijk zijn er leuke wijnhuizen in de omgeving te vinden, maar hoe kom je daar zonder auto? Lopend? Liftend? Gelukkig reed er zaterdag een speciale bus rond, die negen wijnkelders in het wijndistrict aandeed. Dit alles in het kader van de naderende Sint-Maarten-feesten. Zo kon ik niet alleen het klooster bezoeken, maar ook een paar minder bekende wijnhuizen in de omringende dorpen, zoals Deé, Babarczi en Hangyál. Een verslag in drie delen.

Pannonhalmi Apátsági Pincészet
Laten we wel wezen: zonder de Abdij zou het wijngebied Pannonhalma weinig voorstellen. Niets ten nadele van de kleine wijnboeren, maar als we het over Pannonhalma hebben, hebben we het vooral over de Pannonhalmi Apátsági Pincészet. Het Wijnhuis van de Abdij van Pannonhalma dus, dat uitstekende wijnen maakt. De familiebedrijven uit de omgeving liften daarop mee. Maar zij zijn nauwelijks zichtbaar op de markt. Als je hun wijnen wilt kopen, moet je bij de wijnboer zelf zijn of bij Borpont in Győr. 

Miswijn
Het wijngebied Pannonhalma bestaat officieel pas sinds 1990, maar het kent een lange, lange geschiedenis. We kunnen zelfs teruggaan tot de Romeinen, die hier de wijnbouw beoefenden. Toen de Hongaren zich in de 9e eeuw in het Karpatenbekken vestigden, stonden er al wijngaarden. 
De opleving van de wijnbouw begon pas toen de Benedictijnen zich in 996 in Pannonhalma vestigden en hier hun klooster stichtten. Ze breidden de aanwezige wijngaarden uit. Waarom? Natuurlijk omdat ze miswijn nodig hadden, maar dat was niet de enige reden. De monniken hielden van een glas. De stichter van de Benedictijner orde, Benedictus van Nursia, schreef het al in zijn kloosterregel: "Het is onmogelijk om de monniken duidelijk te maken dat ze van de wijn af moeten blijven. Maar laten we dan tenminste zorgen dat ze zich niet bedrínken. Want wijn zorgt ervoor dat zelfs wijze mensen zich van God afwenden." Benedictus stond daarom de consumptie van één hemina wijn per dag toe: 3 deciliter. Wat ik maar wil zeggen: er stond altijd meer wijn op de kloostertafels dan op het altaar.

Belastingmaatregelen  
Vanaf de 12e eeuw trof de Abdij als grootgrondbezitter diverse belastingmaatregelen. In de eeuwen daarna werden die steeds verder uitgebreid. Kern was dat de Abdij eigenaar was van de wijngaard, maar dat de boeren de druiven tot hun beschikking hadden. De laatsten moesten wel belasting afdragen aan de Abdij: eentiende van hun wijnopbrengst. Maar de rest konden ze gewoon verhandelen.  
Eeuwenlang was de wijnbouw een gewilde bron van inkomsten voor de burgers uit de omgeving. In het dorp Alsok waren in 1239 bijvoorbeeld 57 van de 68 gezinnen werkzaam in de wijnbouw. In de loop der eeuwen werd de wijnbouw een van de belangrijkste middelen van bestaan in Pannonhalma. Zelfs de Turkse bezetting, die toch meer dan 150 jaar duurde, veranderde daar niets aan.

Techniek en ontwikkeling
Belangrijk voor de ontwikkeling van de wijnbouw was de benedictijn Fábián Szeder die in de eerste helft van de 19e eeuw leefde. Hij wordt beschouwd als de motor achter de gecontroleerde druiventeelt en wijnbouw in Pannonhalma. De monnik plantte meer dan 70 druivensoorten aan en deed er proeven mee. Van zijn bevindingen hield hij een dagboek bij, dat bewaard is gebleven.
In 1887 verscheen de phylloxera in het gebied. De abt nam meteen maatregelen. Hij droeg pastoors en leraren op het woord te verspreiden over de bestrijding van deze verwoestende luis. Hij huurde ook geschoolde specialisten in. Die lieten - zoals gebruikelijk was - wortelstokken uit Amerika overkomen, waarop de Hongaarse druiven werden geënt. De bestrijding gaf de wijnbouwtechniek een flinke boost. Met als gevolg dat de kwaliteit van de wijnen tot grote hoogte steeg. Zo had de druifluis de wijnregio ook iets goeds gebracht.
De wijnen uit Pannonhalma werden daarna veel geroemd, ook in het buitenland. In 1922 stuurden wijnkopers uit Amsterdam zelfs een telegram, waarin ze schreven onder de indruk te zijn van de wijnen uit Pannonhalma. Dat ze het zelfs een uitstekend alternatief vonden voor de dure Franse wijnen op de Nederlandse markt.

Communisme en daarna
In 1945 was het sprookje uit. Het communisme deed zijn intrede in het land en kerkelijk grootgrondbezit was niet meer toegestaan. Hierdoor verloor het klooster bijna al haar grond. Ze mocht wel wat wijngaarden houden, maar de komst van de landbouwcoöperaties maakte ook daar een einde aan. De wijnbouw ging wel gewoon door. Echter, wat je in heel Hongarije zag, gebeurde ook hier. Geproduceerd moest er worden. Het hoefde niet goed te zijn, als het maar veel was.
Na de val van het communisme, in 1990, werd Pannonhalma tot zelfstandig wijngebied verklaard. Vanaf 2000 pakte de Abdij de draad weer op. Ze kocht 52 ha terug van de staat en het wijngebied werd stapsgewijs geschoond. Vanaf 2001 werden nieuwe druiven aangeplant op aanwijzingen van de beroemde Hongaarse wijnmaker Tibor Gál. 
Veel familiebedrijven grepen toen hun kans. Ze begonnen hun eigen wijnen te maken en profiteerden van de bekendheid van de Apátsági Pincészet. 

Ligging en klimaat
Ik zou nog uren kunnen vertellen over de historie van het wijndistrict. Maar laten we nu maar overgaan tot wat geografische informatie. Het wijngebied Pannonhalma is 630 ha groot. Het ligt in het Sokoró-heuvelgebied, ten westen van Budapest, onder Győr. De bodem is er wisselend. We vinden er dikke löss, klei, mergel, bruine bosgrond en ook wat zandgrond. 
Het klimaat is gematigd en continentaal, met gemiddelde zonne-uren, gemiddelde wind en voldoende neerslag.
In Pannonhalma wordt vooral witte wijn gemaakt. De meest voorkomende druiven zijn olaszrizling (welschriesling), rajnai rizling (riesling), tramini (gewürztraminer), királyleányka, rizlingszilváni (müller-thurgau) en chardonnay. We vinden er ook wat rood, vooral cabernet franc, kékfrankos (blaufränkisch), pinot noir, cabernet sauvignon en merlot. 
De wijnstijlen passen bij het klimaat. In Pannonhalma worden geurige, markante wijnen gemaakt met stevige zuren. In goede jaren en bij flinke snoei kan er goede, stoere chardonnay gemaakt worden. De pinot noir-druif voelt zich perfect op zijn plaats in het gebied. 
(Bronnen: Dénesi Tamás - Csoma Zsigmond: Pannónia szőlőskertje, Pannonhalma 2004 // Bányai Gábor Botond, Ercsey Dániel e.a.: Nagy Magyar Boratlasz, Budapest 2012 // Bede Béla: Magyar borvidékek, Budapest 2013)

Enkele sfeerbeelden

(wordt vervolgd ...)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten